Bruggedicht Dean Bowen nu te bezichtigen op Beukelsbrug
Dean Bowen (stadsdichter 2019-2020) heeft een bruggedicht geschreven welke te bezichtigen is op de onderdoorgang van de Beukelsbrug aan de Spangense kade.
Stichting de Zoek naar Schittering is het initiatief open/dicht_bruggedichten begonnen in 2017. De ambitie is om over de Delfshavense Schie een lint van bruggedichten te realiseren. Onder, op, of nabij liefst tot 10 bruggen worden gedichten van Rotterdamse dichters aangebracht die tijdens het wachten en wandelen leesbaar zijn voor wandelaars, fietsers en automobilisten.
Het eerste bruggedicht is te zien op de Mathenesserbrug met een bruggedicht van Daniël Dee in een ontwerp van Bart Oppenheimer. De Parkhavenbrug werd uitgerust met een gedicht van Ester Naomi Perquin in ontwerp van Monice Janson. Het derde bruggedicht is dus van de hand van Dean Bowen.
De visuele interpretatie van het gedicht van is ontworpen en uitgevoerd door het Rotterdams kunstenaarsduo Bier en Brood. Het ontwerp heeft de omgeving en transformatie als uitgangspunt en is “een ode aan de stad”.
.broodkruim
we laten achter om vooruit gestuwd te worden
ontwaren nieuwe versies van onszelf achter de onrust van een horizongrondstof om de afstand die wij werden te dichten
wat overblijft is de lach, een doffe herinnering
een echo in de krommingen van een eclectische bouwzuchtik beloof je dit:
wat ik liefheb, breek ik in tweeën om het met je te delen,
maar ik wacht nietwat ik achterlaat stuwt mij voorwaarts
met de heimwee naar een toekomst die ik nog niet thuis kan noemen.
Bowen zegt over zijn gedicht .broodkruim:
"Het gedicht is een inversie van het idee dat alles wat we achterlaten om te groeien als mens, als een spoor van broodkruimels achter ons ligt als ware het een route om terug te vinden wie we eens waren. Iedere stap vooruit erodeert de versie van onszelf die we voorheen als onszelf herkende, maar dit zou niet een rouwig proces moeten zijn. Feitelijk roept het gedicht op om de potentie van hetgeen dat in het verschiet ligt te herkennen of erkennen als wie we aan het worden zijn. Daarbij in acht nemend dat er in ons de behoefte schuilt dat pad niet in ons eentje te bewandelen, maar met zij die wij koesteren en liefhebben. Wetende dat lang niet alle relaties duurzaam genoeg zullen zijn om deze weg te overleven."