De Rotterdamse brieven van Erasmus
In Nederland bevinden zich zo’n twintig eigenhandig geschreven brieven van Erasmus (1466-1536). Maar liefst vier daarvan liggen in Bibliotheek Rotterdam, plus een brief die is geschreven door een van Erasmus’ assistenten. Ze vormen de topstukken uit de Erasmuscollectie: ’s werelds grootste collectie boeken van en over Erasmus, waaronder veel oude drukken uit zijn eigen tijd. De Erasmuscollectie is daarmee een beroemde deelcollectie binnen de erfgoedcollecties van de bibliotheek.
Brieven schrijven in de tijd van Erasmus
Brieven schrijven was in Erasmus’ tijd veel normaler dan het nu is. Om te communiceren met mensen buiten je verblijfplaats waren brieven onmisbaar. En communiceren dat deed Erasmus, altijd in het Latijn: hij schreef brieven aan talloze personen in zijn grote internationale netwerk. De onlangs voltooide Nederlandse vertaling van alle bewaard gebleven brieven van en aan Erasmus (uitgegeven door de Rotterdamse uitgeverij Ad. Donker) bevat 3141 brieven. Alle vertalingen zijn vrij toegankelijk te lezen op DBNL.
Een brief was in de 16e eeuw niet alleen een persoonlijk bericht. Veel brieven werden dan wel geschreven aan een specifieke geadresseerde, maar het beoogde leespubliek was veel breder. Koeriers die de brieven te paard over Europa verspreidden gaven onderweg in de herbergen die ze aandeden soms alvast inzage in de inhoud. Ook de geadresseerde zelf liet de brief rondgaan in zijn netwerk. Ze werden overgeschreven en doorgestuurd. Van verreweg het grootste deel van Erasmus’ brieven zijn de eigenhandig geschreven originelen niet meer bewaard gebleven. De teksten die erin stonden kennen we vaak wel: ze zijn gebundeld in boekvorm uitgegeven, soms al op initiatief van Erasmus zelf.
Via zijn brieven beïnvloedde Erasmus zijn imago. Hij liet niet zo maar alle brieven die hij schreef publiceren in boekvorm, maar maakte een selectie en redigeerde bovendien de brieven. Hij had assistenten in dienst die hem hielpen bij het maken van een kopie van zijn correspondentie voor eigen gebruik. Omdat hij wist dat veel verstuurde brieven door velen zouden worden gelezen, hield Erasmus bij het schrijven waarschijnlijk ook regelmatig een breed publiek in zijn achterhoofd. Een brief was voor Erasmus zo niet alleen een persoonlijk medium om zijn netwerk te onderhouden, maar ook een publiek middel om zich bijvoorbeeld te verdedigen tegen kritiek op zijn werk.
Vijf Rotterdamse brieven
De vijf Erasmusbrieven in Bibliotheek Rotterdam vormen geen samenhangende verzameling: ze zijn afzonderlijk aangekocht op veilingen in de vorige eeuw. De brieven zijn geschreven in 1521, 1528, 1530, 1532 en 1533 aan vier verschillende personen. Het briefpapier was steeds ook de envelop, zoals gebruikelijk in die tijd: Erasmus vouwde de brieven dicht en schreef de naam en de verblijfplaats van de geadresseerde op de buitenzijde van het briefpapier. De eigenhandige brieven sluiten af met de beroemde handtekening van Erasmus, met de kenmerkende hoofdletter E.
Brief 94 D 1
Erasmus schreef deze brief op 25 februari 1521 in Leuven aan Nicolaas Everaerts, die net als Erasmus werkte voor de bisschop van Kamerijk. In de brief uit Erasmus zijn frustratie over Luther. Hij begint zijn brief direct stellig: ‘Met wat een haatgevoelens belast Luther zowel de schone letteren als de christelijke zaak!’ De toon van de brief is gezet. Erasmus blijkt vooral geïrriteerd door Luthers provocerende werkwijze: ‘Zes maanden geleden heb ik hem gemaand de haat niet aan te wakkeren’, verzucht hij tevergeefs aan Everaerts.
-
Lees de vertaling van de gehele brief op DBNL
-
Klik op de brief om de afbeelding paginagroot te bekijken
Brief 94 D 2
Op 14 mei 1533 schrijft Erasmus vanuit Freiburg aan Viglius van Aytta, een Friese hoogleraar rechten in Padua, een vrij lange brief van meerdere pagina's. Hierin komen verschillende onderwerpen ter sprake. De openingszin is kenmerkend voor Erasmus’ vaak terugkerende klachten over zijn ervaren ellende: ‘Je vergist je als je denkt het duizendste deel te kennen van de ellende die ik, naast de ongemakken van ouderdom en ziekte, voor de kiezen krijg, maar tegen het noodlot strijden zelfs de goden niet.’ Erasmus geeft Viglius een update over zijn verstandhouding met en mening over verschillende personen en refereert aan enkele nieuwe humanistische uitgaven. Verder toont Erasmus bijvoorbeeld goed op de hoogte te zijn van de politieke situatie in Engeland, waar koning Hendrik VIII op ramkoers ligt met de paus vanwege het willen ontbinden van zijn huwelijk met Catharina van Aragon. ‘De paus beveelt dat de Engelse koning zijn huwelijk met de koningin handhaaft totdat te Rome een uitspraak over de zaak zal zijn gedaan. Maar wie ziet niet in dat het proces nooit tot een einde zal komen zolang de echtgenoten in leven zijn?’
-
Lees de vertaling van de gehele brief op DBNL
-
Klik op de brief om de afbeelding paginagroot te bekijken
Brief 94 D 3
Opnieuw een brief aan Viglius van Aytta vanuit Freiburg op 8 februari 1532, geschreven in Erasmus’ opdracht door zijn assistent. De brief gaat voornamelijk over een humanistisch-wetenschappelijke discussie rondom de Latijnse taal: mag enkel de taal van de beroemde Romeinse auteur Cicero worden gebruikt, of zijn afwijkingen toegestaan in fatsoenlijk Latijn? Erasmus behoort tot de ruimdenkende groep die voorstander van de tweede optie is. Hij adviseert Viglius om niet de pennenstrijd aan te gaan, omdat dat weinig effect zal hebben. Tussen neus en lippen door staat in de brief ook nog iets persoonlijks: ‘Ik heb al heel wat dagen last van hoestbuien, een kwaal die hier nu erg heerst.’
-
Lees de vertaling van de gehele brief op DBNL
-
Klik op de brief om de afbeelding paginagroot te bekijken
Brief 94 D 2
Op 3 januari 1528 is Erasmus in Bazel en schrijft hij deze brief aan Hermann Graf von Neuenahr in Keulen. In de brief komt duidelijk naar voren hoe kwetsbaar communicatie in die tijd was. Erasmus schrijft: ‘Ik neem aan dat […] mijn brief bij jou is aangekomen’ en ‘Door middel van deze bode zul je […] zonder gevaar kunnen schrijven’. Post kwam niet altijd vanzelfsprekend aan en vertrouwelijke informatie was onderweg zeker niet veilig. Erasmus uit in deze brief zijn zorgen over de situatie in Bazel, waar de reformatie dreigt uit te breken. Hij is op zoek naar een veiliger heenkomen en refereert dan onder andere aan een ontvangen brief van de Engelse koning Hendrik VIII, die hem uitnodigt. Erasmus ziet daar voor zichzelf echter ‘geen geschikte woonplaats’.
-
Lees de vertaling van de gehele brief op DBNL
-
Klik op de brief om de afbeelding paginagroot te bekijken
Brief 94 D 5
Erasmus schreef dit korte briefje op 6 juni 1530 vanuit Freiburg aan Cornelis de Schepper, keizerlijk secretaris van Karel V. Erasmus informeert bij zijn contactpersoon naar twee andere bekenden en meldt over zichtzelf dat hij ‘met een zeer hardnekkige kwaal te kampen’ heeft, zelfs ‘niet zonder gevaar voor mijn leven’. Kennelijk voelde Erasmus zich op dat moment erg ziek. Hij gebruikt het in ieder geval als excuus voor zijn korte brief: ‘Dit is waar ik met moeite toe in staat was, mijn beste Cornelis.’
-
Lees de vertaling van de gehele brief op DBNL
-
Klik op de brief om de afbeelding paginagroot te bekijken